De weg van de zwemtop in cijfers
Als je op jonge leeftijd hard zwemt, is de kans groot dat je op latere leeftijd ook hard zwemt. Althans dat is de algemene aanname. Snelheid op jonge leeftijd wordt vaak bewust of onbewust gezien als een voorspeller van succes, vertelt Aylin Post die de prestatieontwikkeling van topzwemmers onderzocht. Uit haar onderzoek blijkt inderdaad dat toppers gemiddeld gezien harder zwommen op jongere leeftijd dan zwemmers die de top niet behaalden. “Maar”, benadrukt Aylin, “De weg naar die top loopt heel erg uiteen. Er zijn ook toppers die toen ze jonger waren nog niet zo hard zwommen. Maar ze zijn er wel gekomen. Ook zie je dat vrouwen op een jongere leeftijd het topniveau bereiken dan mannen.”
Onder begeleiding van universitair docent Marije Elferink-Gemser, professor Chris Visscher en professor Ruud Koning, van de Rijksuniversiteit Groningen, analyseerde Post de ontwikkeling in zwemtijden van ’s werelds beste zwemmers over de afgelopen twintig jaar. De promovendus vergeleek de ontwikkeling van topzwemmers met zwemmers die de top niet hebben gehaald.
100 meter vrije slag
“We kunnen veel leren van de prestatieontwikkeling van de toppers”, legt Post uit, “Het geeft ons inzicht in de weg die zij hebben afgelegd om de top te bereiken. Vanaf welke leeftijd presteren top zwemmers beter dan andere zwemmers en hoe ontwikkelen zij zich over tijd? Post analyseerde voor haar onderzoek de gezwommen tijden van zwemmers op de 100 meter vrij slag; the key distance, bij het zwemmen en voor de mannen sinds 1904 als onderdeel van de Olympische Spelen en voor vrouwen sinds 1912.
“Als je alleen kijkt naar de top 8 van de wereld heb je maar een klein groepje waarover je iets kan zeggen.” Om haar onderzoekspopulatie groot genoeg te maken, gebruikte ze de data uit de Swimrankings database van de afgelopen twintig jaar. Dat waren meer dan 2,6 miljoen observaties. Samen met Koning analyseerde ze die dataset.
Relatieve tijden
Omdat een gezwommen tijd van twintig jaar geleden anders is dan een gezwommen tijd van nu, werden alle absolute tijden relatief gemaakt. Post: “Over de tijd wordt de sport steeds beter en sneller. Dat zie je aan het verbreken van wereldrecords.” Het wereldrecord bij de vrouwen verbeterde van 54,48 seconden naar 51,71, bij de mannen van 48,42 naar 47,04. “Om beter te kunnen vergelijken kun je tijden corrigeren voor de evolutie van de sport. Dat maakt het eerlijker.” Post maakte in dit onderzoek gebruik van de methode die bewegingswetenschapper Inge Stoter en haar collega’s, in het schaatsen, ontwikkelden. Elke gezwommen tijd is gedeeld door het heersende wereldrecord van dat seizoen.
Seizoens beste tijden
Er werden data geschrapt. Bijvoorbeeld de data van de periode waarin zwemmers in een ‘snel zwempak’ mochten zwemmen. Dat ging om de periode 1 januari 2008 tot en met 1 januari 2010.
Omdat het onderzoek zich richtte op de ontwikkeling van de topzwemmers op jonge leeftijd, koppelden Post en De Koning de volgende voorwaarden aan de zwemmers: vrouwen tussen de 12 en 24 jaar, en mannen van 12 tot en met 26, die elk vijf seizoenen op wedstrijdniveau hebben gezwommen. Daarbij gold dat een seizoensbeste tijd nodig was zowel bij de junioren als de senioren.
Van high competitive naar top-elite
Vervolgens verdeelde Post de zwemmers in vier, door haar zorgvuldige bedachte groepen: topelite, zwemmers die het niveau hadden om tot de wereld top acht te behoren, elite, zwemmers die het niveau hadden van de nummers 9 tot en met 50 van de wereld, sub-elite, zwemmers die op nationaal niveau tot de top acht behoorden en high competitive zwemmers die op landelijk niveau nummer 9 tot en met 50 waren. Het criterium hierbij was dat als de zwemmer op een bepaald moment in zijn carrière de tijd heeft gezwommen om tot die categorie te behoren, hij valt in de hoogst behaalde categorie.
Verschillen per groep
Post onderzocht de prestatieontwikkeling per groep en vertaalde dat naar een grafiek. “Daarin zie je bijvoorbeeld dat de ontwikkeling in tijden van de high competitive, sub-elite en elite zwemmers eerder stagneren dan top-elite zwemmers. Die top-elite zwemmers verbeteren zichzelf ook nog op latere leeftijd. Ook zie je dat top-elite zwemmers op jonger leeftijd als sneller zwemmen.” Maar een snelle tijd op jonge leeftijd hoeft nog niet te betekenen dat iemand per se de top bereikt. “Bij de mannen zijn er elitezwemmers die op 13-jarige leeftijd sneller waren dan de snelste topelite zwemmer, maar uiteindelijk de top zelf niet haalden.”
“Ook waren sommigen top-elite zwemmers op 14 jaar al op een heel hoog niveau, terwijl andere top-elite zwemmers pas op een latere leeftijd sneller begonnen te zwemmen. Maar uiteindelijk behaalden ze allemaal de top. Hoe hoger het niveau, hoe meer variatie in de individuele trajecten naar de top werden gevonden.”
Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen. Zoals dat bij de mannen de verschillen tussen de top-elite en andere prestatiegroepen op jongere leeftijd nog niet duidelijk aanwezig zijn als bij de vrouwen. “Mannen komen in vergelijking met vrouwen op latere leeftijd op topniveau.”
Benchmark
Het onderzoek is geen voorspellend onderzoek, benadrukt Post, “het geeft een globaal patroon richting de absolute top”. De resultaten kunnen wel gebruikt worden als een benchmark, zegt ze: “Als je bijvoorbeeld 21 bent en dan pas voor het eerst sub-elite niveau haalt, is de kans waarschijnlijk heel klein dat je alsnog de top weet te behalen. Althans dat is de afgelopen twintig jaar nog niet gebeurd.”
Ook laat het onderzoek zien dat tijd niet alles zegt. “Over het algemeen zie je de zwemmers die het hebben gehaald op jonge leeftijd inderdaad sneller waren dan hun leeftijdgenootjes. Maar binnen die groep van snelle zwemmers waren er ook die uiteindelijk de top niet behaalden.”
Groeispurt
“De grote verschillen tussen mannen en vrouwen maken dat we de verwachting van wanneer je als vrouw en als man op een bepaald niveau moet zijn, moeten bij stellen. Vrouwen moeten veel eerder goed zijn om mee te kunnen dan de mannen. Dat kan te maken hebben met de groeispurt, vrouwen komen eerder in de groeispurt. Dat zijn interessante dingen om in een vervolgonderzoek naar te kijken.”
De volgende stap
Als volgende stap in haar promotieonderzoek, onderzoekt Post hoe het komt dat de topzwemmers van jaar naar jaar steeds sneller worden. Daarvoor kijkt ze naar de ontwikkeling binnen een seizoen: “Ontwikkelen degenen die de top hebben behaald zich binnen een seizoen anders dan degenen die de top niet hebben gehaald?” Ook in dat onderzoek kijkt Post alleen naar de tijd: “Wat zie je dan binnen een seizoen gebeuren?”
Na het onderzoek binnen seizoenen gaat Post ook met eigen data aan de slag, waaronder lengte, handbreedte, sprongkracht, technische skills in het water, mentale vaardigheden en trainingsintensiteit. Lees hierover meer in dit artikel.